Menu Sluiten

TERUGKEER NAAR HET COMMUNISME

Door Ivana Ivkovic / oorspronkelijk verschenen in de Helling, nr.1. lente 2012

Slavoj Zizek, Eerst als tragedie, dan als klucht, Boom, Amsterdam 2011.

De Sloveense filosoof Slavoj Zizek is een van de felste critici van het kapitalisme. Ook hij pleit voor de terugkeer van de gemeenschappelijkheid en voor aandacht voor de commons. Maar het is de vraag of hij dat in zijn laatste boek op een overtuigende manier doet. Een recensie.

‘Ze zeggen dat jullie dromers zijn. Maar de echte dromers zijn diegenen die denken dat dingen eeuwig zo kunnen doorgaan’ vertelt Slavoj Zizek aan de betogers van Occupy, verzameld in Zuccotti Park. De human microphone verspreidt zijn boodschap. De Sloveen is een denker met een missie: overal waar hij ideologische verblinding ziet, voelt hij zich genoodzaakt om deze met veel verbaal geweld door te prikken. Zelfs de Occupy betogers worden gewaarschuwd: ‘Word maar niet te verliefd op jezelf’. Zijn wilde stijl van denken kwam Zizek regelmatig op verwijt te staan dat hij filosofie ‘sloganiseert’, of ‘kretologie’ bedrijft. Maar dat kan zijn populariteit niet deren. Al enige jaren heeft Zizek een ware cultstatus bereikt. Zijn lezing in Nijmegen afgelopen najaar was in een mum van tijd uitverkocht. Met Occupy dreigt zijn populariteit messianistische proporties aan te nemen, tot zijn eigen ongenoegen.Zizek blinkt uit in politiek incorrect denken. In de jaren negentig fulmineerde hij tegen het liberale idee van multiculturele tolerantie. Volgens hem is dit slechts een masker geweest, een instrument waarmee het Westen de eigen superioriteit bevestigde: ‘kijk ons toch tolerant zijn’. Na een flinke stapel boeken die de populaire cultuur fileren met een flinke dosis Lacan, afgewisseld met beschouwingen over totalitarisme, vestigt Zizek de laatste jaren zijn aandacht steeds meer op het kapitalisme en heeft hij zichzelf als ‘radicaal communist’ heruitgevonden. Onlangs verscheen bij Boom in Nederlandse vertaling zijn Eerst als tragedie, dan als klucht, een boek waarin hij een radicale terugkeer naar het communisme bepleit.

Nulpunt

Natuurlijk is Zizek zich bewust van het feit dat communisme in de huidige politieke constellatie diep verguisd is. Niemand kan het woord in de mond nemen zonder onmiddellijk de meest nare associaties op te roepen: Goelag, het verlies van elke burgerlijke vrijheid, de tirannie van apparatsjiks, de overheid die de ene helft van de bevolking de andere helft laat bespioneren. Desgevraagd verklaart Zizek dat hij natuurlijk niet terug naar Stalin wil – ‘ik ben toch geen idioot?’. Maar met dezelfde verve grapt hij ook dat zijn reactionaire tegenstanders naar heropvoedingskampen moeten worden gestuurd. Toch is de voorgestelde terugkeer naar het communisme meer dan een provocatie. Ten eerste: Zizek meent het echt. Ten tweede: voor Zizek is de reden dat communisme zo wordt gehekeld niet louter historisch. Hij ziet het eerder als een symptoom van deze tijd: blijkbaar zit iets in het communisme dat we vanuit de huidige denkkaders niet kunnen velen. Juist daarom moeten we naar het communisme terugkeren, want daar ligt een kans om met het dominante denken te breken.

Voor Zizek lijdt het geen twijfel dat de huidige politieke logica aan een radicale herziening toe is. De liberale democratie en het neoliberaal kapitalisme zijn volgens Zizek de facto failliet. Na de aanslagen op de Twin Towers heeft het neoliberalisme als politieke theorie afgedaan. De droom van politiek als pragmatisch bestuur bleek al gauw te verworden tot een politieke agenda die door geweld, controle en veiligheid werd gedomineerd. Met de economische crisis in 2008 stierf neoliberalisme als economisch model. Het kon immers geen oplossingen voor de crisis bieden, politiek ingrijpen bleek noodzakelijk om de markt te redden. Het merkwaardige is, aldus Zizek, dat het neoliberalisme dood is, maar niet kan sterven: ondanks de proporties van beide crisissen, denken we nog steeds binnen de kaders van het neoliberalisme, en zoeken naar oplossingen in aanpassingen van de parameters van het bestaande systeem. Daar is ideologie aan het werk, stelt Zizek, en de grootste overwinning van het kapitalisme is dat het ons de verbeeldingskracht heeft ontnomen: wij durven zelfs niet van een alternatief te dromen. Maar wat zich als pragmatisch realisme voordoet, is in de ogen van Zizek niets anders dan de heersende utopie. De onbetwiste hegemonie van het kapitalisme herbergt in feite de utopische kern van kapitalistische ideologie.

De neoliberale ideologie hindert ons zicht op de reële problemen. Volgens Zizek stevenen we af op een complete economische, ecologische, biogenetische en sociale ramp. De Westerse (en in toenemende mate, Aziatische) welvaart berust op uitbuiting van arme landen; de grondstoffen raken uitgeput en het milieu vervuild; biogenetica heeft van onze eigen genen een verhandelbaar product gemaakt en last but not least ontstaan er nieuwe vormen van apartheid: steeds meer mensen raken uitgesloten van het sociale leven en leiden een marginaal bestaan in de getto’s, banlieus, sloppenwijken of vluchtelingenkampen. Wij naderen een nulpunt, concludeert Zizek, en moeten eens beseffen dat wat we nu doen ontoereikend is om de ramp af te wenden. Hybride auto’s en een verhoogde accijns op benzine, bijvoorbeeld, zullen de milieuproblematiek echt niet oplossen. Terwijl we denken dat alle beetjes helpen, vergeten we dat de beetjes op dit moment gewoon niet volstaan: we hebben zwaarder geschut nodig.

Gemeengoed

Dat zwaardere geschut ziet Zizek in een radicale omwenteling van onze verhouding tot de staat, de publieke ruimte, de natuur, tot onze eigen genen. Wij moeten ons weer bewust worden van de gedeelde substantie van ons sociale bestaan, en gezamenlijk zorg dragen voor wat Zizek de commons noemt: het gemeengoed. Dat is het punt waar Zizek “Welcome, comrade communism!” uitroept. Het verschil tussen communisme en kapitalisme is volgens Zizek dat kapitalisme het gemeenschappelijke heeft geprivatiseerd. Binnen de neoliberale ideologie is er bijvoorbeeld geen alternatief voor de exploitatie van de natuur. Wij kunnen alleen meer of minder exploiteren, in beide gevallen wordt de natuur gekapitaliseerd. Wij zien de natuur niet als iets gemeenschappelijks: een habitat die we met zijn allen delen. In politiek opzicht doet kapitalisme zich voor of als de Europese sociaal-democratie, dat Zizek “Capitalism with a human face” noemt, of als de Aziatische autoritaire variant. Zizek schuwt het overdrijven niet, wanneer hij stelt dat hun onderlinge verschillen betrekkelijk zijn. In beide gevallen wordt politiek volgens hem gereduceerd tot onderhandelen over privé-belangen. Scherp wordt zijn analyse wel, wanneer hij stelt dat de politieke strijd altijd moet gaan om de uitgeslotenen. Om een Nederlands voorbeeld te geven dat naadloos in Zizeks betoog past: recent zijn vrachtwagenchauffeurs in opstand gekomen tegen het inhuren van Polen die voor lagere lonen willen werken. Vanuit communistisch oogpunt voeren zij de verkeerde strijd, want die begint pas wanneer de Nederlandse en de Poolse vrachtwagenchauffeurs beseffen dat ze met zijn allen in een geglobaliseerd kapitalistisch systeem zitten dat hen dwingt met elkaar te concurreren.

Hoe moet dat dan in de praktijk in zijn werk gaan, weer zorg dragen voor het gemeenschappelijke? Helaas biedt Zizek geen blauwdruk. Hij is een stuk stelliger en helderder wanneer hij beschrijft wat we niet moeten doen, dan in een uitwerking van een alternatief. Wij moeten niet terug naar het communisme of socialisme dat ooit heeft bestaan, stelt hij, en we moeten ook niet redeneren dat communisme ook wat goede dingen heeft bereikt, waarop we nu kunnen voortborduren.

Dissidentendromen

Wat Zizek voorstelt, is dat we letterlijk terug naar het beginpunt keren, en communisme voor deze tijd opnieuw doordenken. Een voorbeeld ziet hij in Victor Kravchenko, een Sovjetdiplomaat die in 1944 naar New York vluchtte en daar een beroemd boek schreef: Ik verkoos de vrijheid. Het was een persoonlijk verslag van de verschrikkingen van het stalinisme en Kravchenko beschreef tot in de gruwelijke details de hongersnood waartoe de collectivisatie van de landbouwgrond had geleid. Zelf had hij in de jaren dertig deelgenomen aan die collectivisatie; hij had de Sovjet-Unie gedesillusioneerd verlaten. Maar Kravchenko beleefde een tweede ontgoocheling. De McCartyaanse jacht op communisten waarmee hij in de Verenigde Staten kennismaakte, deed dat land wat hem betreft meer op stalinistisch Rusland lijken dan het daadwerkelijk stalinisme bestreed. De liberale democratie bleek in het echt een stuk minder vrij en een stuk minder rechtvaardig dan in zijn dissidentendromen. Kravchenko schreef een veel minder populair vervolg op zijn biografie: Ik verkoos de rechtvaardigheid, en ging op zoek naar een nieuwe samenlevingsvorm. Zijn zoektocht bracht hem naar Bolivia, waar hij arme boeren steunde en syndicalistische collectieven hielp organiseren. Kravchenko’s verhaal eindigt tragisch. Verpletterd door het mislukken van ook deze pogingen, trekt hij zich terug en pleegt uiteindelijk zelfmoord.

Ondanks de tragische afloop heeft het verhaal van Kravchenko een voorbeeldfunctie, meent Zizek. Hij had de moed om tegen alle verwachtingen in te handelen. Zijn pogingen om in Bolivia een alternatief politiek organisatiemodel te vinden zijn niet utopisch, maar een anti-utopische geste bij uitstek. Zonder nu iets op de moed van Kravchenko te willen afdingen, blijft de vraag echter staan wat een dergelijke radicale anti-utopische daad voor de meeste inwoners van de Westerse liberale democratieën zou inhouden. Zizek licht een tipje van de sluier op, wanneer hij stelt dat een breuk met de bestaande orde niet gezocht moet worden in een vorm van politiek activisme, maar juist in een terugtrekking uit het hegemoniale veld. De neoliberale trein raast in volle vaart op een afgrond af, en de politieke taak is nu om die trein te stoppen. We moeten, kortom, aan de noodrem trekken, en ons minder zorgen maken over de vraag hoe een nieuwe politieke beweging te ontketenen. Voorop staat nu de zorg hoe we de huidige overheersende kapitalistische beweging kunnen onderbreken. Zizek constateert dat de oude marxistische verhouding tussen de hegemoniale en de revolutionaire krachten grondig is getransformeerd. Omwenteling is een onderdeel van het kapitalistische systeem geworden, en ook al is dit geen permanente revolutie, het resulteert wel in een permanente noodtoestand. Een politiek activisme dat de vastgeroeste verhoudingen tracht te doorbreken, en met urgentie verandering wilde forceren, werkt niet meer. Daarom ziet Zizek een politiek alternatief in een radicale terugtrekking, in weigering. Dat is weliswaar een interessante gedachte, maar het verband met communisme wordt er niet duidelijker op. Wat heeft weigering precies te maken met de zorg voor het gemeenschappelijke?

Terug bij af

Een gemis van Eerst als tragedie, dan als klucht, is dat de contouren van Zizeks project te diffuus blijven. Het probleem is niet zozeer dat Zizeks betoog te abstract is en te weinig aansluiting op de politieke praktijk biedt, maar eerder dat juist op het theoretische niveau Zizek onvoldoende afbakent wat hij onder communisme verstaat. Zo zou het boek veel aan kracht winnen wanneer Zizek zich zou verhouden tot republicanisme of anarchisme. Klassiek republicanisme stelt de publieke zaak boven privé-belangen, en biedt zo ook een aanknopingspunt voor kritiek op het neoliberalisme. Recent is, bijvoorbeeld, een dergelijke kritiek ontwikkeld door Philip Pettit. In zijn boek The Political Philosofy in Public Life vertaalt hij een republikeinse filosofie naar een linkse politieke agenda. Waarom zou communisme een politiek alternatief zijn en republicanisme niet? Op die vraag blijft Zizek het antwoord schuldig. Ook blijft Zizek uiterst ambigu als het gaat om de rol van de staat in de herbronning van het communisme. Hij is zeker geen voorstander van een terugdringing of beperking van de staatsmacht – dat laat hij graag over aan de liberalen – maar wel stelt hij dat de staatsmacht in haar functioneren, in haar relatie met de basis, radicaal veranderd zou moeten worden. Zou de staat dan, in plaats van autoritair, iets gemeenschappelijks moeten worden? Maar zijn we dan niet terug bij af, en ditmaal bij de anarchistische these beland?