Filosofie Magazine nr.9/2014.
Drones, cyberaanvallen, terreuraanslagen: nergens zijn we nog veilig voor onzichtbare vijanden, schrijft Ivana Ivkovic. Hoe krijgen we nog grip op de diffuse moderne oorlog?
Een tijdje na de NAVO-bombardementen op Servië in 1999 bezocht ik Belgrado. Het was vreemd om te midden van een normaal straatbeeld plots een verwoest gebouw te zien. Alsof twee soorten werkelijkheid met elkaar waren vermengd. Het gewone leven en verwoesting, de dagelijkse gang van zaken en sporen van geweld door elkaar gehusseld.
Was Belgrado een stad in oorlog, of niet? Die vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Door de precisiebombardementen liggen in één stad – zelfs in één wijk – verwoeste doelwitten en plekken waar het dagelijkse leven onaangeroerd doorgaat, dicht bij elkaar. Je kon bij wijze van spreken van het café op de hoek toekijken hoe een ministerie werd geraakt door een kruisraket. Tegelijkertijd was iedereen een potentieel doel. Niet alleen door missers, die er altijd zijn, maar eenvoudigweg door het idee dat iedereen op elk moment kon worden geraakt door een onzichtbare vijand; een projectiel dat vanuit de lucht kon toeslaan. De precisie van de wapens droeg juist bij aan de angst overal te kunnen worden geraakt.
Moderne oorlog is moeilijk aanwijsbaar. Waar en wanneer vindt ze plaats, en op welke gronden? De bombardementen op Belgrado vormen nog een tamelijk fysiek voorbeeld – een stad. Maar neem nu een cyberaanval van hackers in dienst van de Chinese overheid op computersystemen van de Verenigde Staten. Is dat een oorlogshandeling? Lange tijd was oorlog een strijd tussen twee of meerdere partijen, die tegenover elkaar stonden – vaak letterlijk, op slagvelden. Die oorlogen waren zonder meer gruwelijk, maar er waren ook voordelen. Een oorlog werd verklaard en gevoerd tussen partijen – vaak soevereine staten – die elkaar erkennen als dragers van ius belli, het recht om oorlog te voeren. Deze staten zijn ook partijen die vrede kunnen sluiten.
Het juridische kader perkte de oorlog in en civiliseerde de strijd. Er was bijvoorbeeld juridisch een duidelijk verschil tussen burgers en militairen (wat overigens niet wegneemt dat in praktijk burgers vaak slachtoffer waren van pogroms, plunderingen of grootschalige verkrachtingen). Maar moderne oorlogsvoering is een stuk verwarrender. Er is in de twintigste en eenentwintigste eeuw een heel apparaat ontstaan van duidelijk gewelddadige handelingen die zich ergens in een grijs gebied bevinden. Denk aan economische sancties, cyberaanvallen, drone-aanvallen, raketaanvallen, terroristische aanslagen, humanitaire interventies, detenties in kampen als Guantanamo Bay. Echte oorlogsverklaringen zijn er niet, en begin en einde zijn moeilijk aan te geven.
Natuurlijk, er is vaak een juridische gelegenheidsonderbouwing door soms zeer ruime interpretaties van VN-resoluties. Maar dat neemt niet weg dat moderne oorlog in het recht maar moeilijk te plaatsen is. Ook de vijand is vaak moeilijk te definiëren. Zijn ‘separatisten’ een vijand? Waar houdt Hamas op en begint de burgerbevolking? Dit diffuse karakter van moderne oorlog is een groot gevaar. Ten eerste omdat burgers de verlammende dreiging van oorlog ervaren – iedereen is een potentieel doelwit. Maar bovenal dreigt escalatie door de combinatie van een oorlog zonder duidelijk karakter, met wapens die iedereen tot doelwit maken en een vijand die steeds meer in de luwte opereert om aan die onontkoombaarheid te ontsnappen. Overigens zijn ook hier vooral burgers het slachtoffer.
Psychologische impact
Om met die dreiging te beginnen: wat de mensen in Belgrado ervoeren, namelijk dat iedereen kan worden geraakt, is steeds meer een gegeven voor iedereen. Natuurlijk niet zo dramatisch als in Belgrado, maar de dreiging is er. Terroristische aanslagen zijn daarvan uiteraard het bekendste voorbeeld – ook treinreizigers of marathonlopers zijn een doelwit gebleken. En hoewel de kans te worden getroffen door een terroristische aanslag zeer klein is, blijkt vooral de psychologische impact groot.
Overigens: ik weet dat ik hiermee tegen de sensus communis in ga. Hoe durf ik immers de aanvallen van de NAVO te vergelijken met terroristische aanslagen? Die bombardementen hadden een nobel doel: het verzwakken van de positie van Milosevic. Wellicht, maar het gaat mij om de ervaring, niet om een moreel oordeel. Ook als je als inwoner van Belgrado tegen Milosevic was, voelde je de dreiging van de luchtaanvallen. Dat is nu eenmaal een effect van raketten. Eigenlijk was de stad zelden zo eensgezind – sterker nog: zelfs westerse correspondenten gingen buttons dragen met daarop een schietschijf. Het komt te dichtbij.
Een geheel ander voorbeeld van dat laatste is de fatale raketaanval op de MH17 in Oekraïne. Dit was méér dan alleen maar een domme vergissing. Dit was de wellicht ongewilde, maar toch onmiskenbare uitkomst van het diffuse geweld in Oekraïne, dat verstrikt is in een net van verwarringen en bewuste misleidingen. Een raket, waarschijnlijk afgevuurd door een groep met een onduidelijk gezicht (terroristen, separatisten, verzetsstrijders?), vanuit een gebied met een vage vorm van bestuur, mogelijk afkomstig van een militaire grootmacht die niet al te openlijk betrokken is bij de strijd. Het is juist door deze onduidelijkheid, ook juridisch, dat er geen controle is op zoiets precairs als militaire technologie en een ongeluk onvermijdelijk was. En het zal wel altijd onduidelijk blijven of we dit nu moeten categoriseren als een tragische vergissing of een oorlogsdaad.
Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk begon de moderne oorlogsvoering bij wat hij noemt de controle van de lucht. Hij ziet dit nieuwe paradigma ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar voor het eerst een gifgasaanval wordt uitgevoerd. Hij noemt het Luftbeben – luchtbeving, naar analogie van aardbeving. Het is in zijn meest primitieve vorm een oorlogshandeling die niet langer is gebonden aan een aanwijsbare vijand op een duidelijke plaats. Gas is letterlijk vormloos, en komt overal.
Let wel: het gaat Sloterdijk er niet om dat nieuwe oorlogsvoering letterlijk draait om controle van de lucht – hoewel luchtoverwicht sinds de Eerste Wereldoorlog in elke vorm van gewapend conflict essentieel is. Lucht is vooral een metafoor voor onontkoombaarheid: een dergelijk aanval richt zich niet langer direct tegen een vijand, maar wil hem raken via zijn omgeving, zijn levens- of handelingsruimte.
En hoewel moderne wapens veel preciezer zijn dan de grove gifgasaanvallen, is één ding hetzelfde gebleven: je bent nergens veilig. Het effect is als gezegd vaak ook psychologisch. In Belgrado waren alle inwoners potentieel slachtoffer, omdat de gehele stad kon worden getroffen. Een raket of drone is zo’n angstaanjagend wapen, omdat hij precisie combineert met een groot bereik. Maar ook veel hedendaagse agressieve handelingen als cyberaanvallen, terroristische aanslagen, economische sancties of clandestiene steun aan gewapende groeperingen in een buurland zijn eerder gericht op ontwrichting van de levensruimte dan op specifieke personen. Er is geen ontkomen aan.
Onkruid
Behalve deze ervaring van onontkoombaarheid, die al beklemmend genoeg is, zit er in de moderne oorlogsvoering een groot gevaar van escalatie. Dat begint bij de onduidelijkheid wie de vijand nu eigenlijk is. De Nederlandse regering zat nadat de MH17 werd neergehaald met de handen in het haar: met wie moet je onderhandelen en wie moet je bestrijden? Is er een duidelijke vertegenwoordiging? Op het internet borrelde de onderbuik al snel op, en werd opgeroepen om de Luchtmobiele Brigade op het zootje ongeregeld af te sturen – sommigen suggereerden zelfs Badr Hari.
Guerrilla’s
Dit zijn natuurlijk tamelijk onschuldige oprispingen, maar geheel toevallig zijn ze niet. De Duitse denker Carl Schmitt beschrijft in zijn boek Theorie van de partizanen (1962) al de woede die reguliere strijdkrachten hebben ten aanzien van guerrilla’s. Er is iets onaanvaardbaars aan mensen die geen deel uitmaken van reguliere legers.
(…)
Klik hier om het hele artikel te lezen op de website van Filosoife Magazine.