Oorspronkelijk gepubliceerd in Publiek Denken, maart 2020, door Ivana Ivkovic.
Iedereen die wel eens een lang en moeilijk gesprek geeft gevoerd kent het punt waar je een impasse bereikt. Verschillende opties zijn aan bod geweest, maar je komt er niet echt uit, want je stuit overal op bezwaren. Iedereen voelt zich behoorlijk moe, en toch is dat gesprek te belangrijk om het op het niets te laten uitlopen en daarom gooi je alle opties maar weer open, en weet je even helemaal niet meer waar je staat. Zou het kunnen dat we in onze maatschappelijke gesprek over de veranderende rol van de overheid op zo’n punt zijn beland? Willen we dat de overheid weer haar rol ‘herpakt’, duidelijkheid schept, verantwoordelijkheid draagt? Willen we een meer ‘begripvolle’ overheid? Willen we meer ruimte voor maatschappelijk initiatief? – Ik ben het even kwijt, waar stonden we ook alweer?
Een goede illustratie van de onzekerheid over de toekomstige rol van de overheid is te vinden in de vier toekomstscenario’s dat het Planbureau voor de leefomgeving schetst in hun Ruimtelijke verkenning van vorig jaar. De scenario’s gaan over de mogelijke richtingen voor de stedelijke ontwikkeling, infrastructuur en mobiliteit. Ter toelichting zijn er bij elk scenario’s mengpaneeltjes bijgevoegd met ‘kernonzekerheden’. De stand van verschillende schuifjes geeft aan waar de sturende rol ligt – bij de overheid, de markt of de burgers, en waar de prioriteiten liggen – de drie bekende P’s van people, planet, profit.
Zo staat in één van die scenario’s de groene transitie voorop, en dit scenario voorziet in een sterke rol voor het Rijk en de EU, maar een minder prominente rol voor de markt en de burgercollectieven. In een ander scenario ligt de nadruk op digitalisering, flexwerk en sociale netwerken, en daar is juist nagenoeg alle sturing in de handen van de markt en de burgercollectieven, en is de rol van de overheid vrij marginaal. Er is ook een scenario ‘beursplein’ waar alle sturing in de hand van de markt ligt, en ‘eigenwijk’, waar burgercollectieven gezamenlijk met de lokale overheid alle dienst uitmaken.
De onderlinge verschillen tussen de scenario’s laten zien dat de vraag hoe de verhouding overheid-burger-markt ingevuld zou kunnen worden helemaal openligt. Eigenlijk is de onzekerheid nog groter dan deze scenario’s laten zien, want deze betreft niet slechts de rolverdeling, maar ook de invulling van die rollen. Zo is binnen de klimaatbeweging de koppeling tussen de klimaattransitie en de sturende rol van de overheid helemaal niet zo vanzelfsprekend. De rol van de overheid ligt juist zwaar onder vuur, en velen geloven dat een oplossing komt alleen als de burgers het heft in eigen handen nemen. En zelfs de koppeling tussen een grotere rol voor het bedrijfsleven en het streven naar meer winst en economische groei is niet zo vanzelfsprekend. In 2019 ondertekenden, bijvoorbeeld, 181 Amerikaanse bedrijven een gezamenlijke verklaring waarin zij zich committeren aan ethisch handelen, zorg voor de gemeenschap en het milieu, in plaats van alleen meer winst.
En zo lijkt het dat in dat mengpaneeltje alle schuifjes onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen…alle opties staan open en geen enkele is vanzelfsprekend. Waar stonden we eigenlijk?
Laat ik maar meteen bekennen dat ik het zelf niet weet. Ik heb geen antwoord paraat over hoe die verhouding tussen de overheid, de burger en de markt eruit zou moeten zien. Ik ben wel sceptisch over antwoorden die één van de drie aanwijzen als dé redder van onze collectieve toekomst. Maar ik twijfel ook aan antwoorden die zich een oplossing voorstellen als een soort magic mix op dat mengpaneeltje, die de huidige dissonanties zal beëindigen in een nieuwgevonden harmonie. Want, als alle opties openstaan, lijkt het me onvermijdelijk dat de overheid wordt geconfronteerd met tegenstrijdige vragen en eisen vanuit de maatschappij. Wij willen én meer sturing én meer ruimte voor individuele keuzevrijheid en maatschappelijk initiatief. Wij willen meer participatie, maar ook de overheid als de eindverantwoordelijke. Meer marktwerking én meer gelijke kansen. Ik begrijp dat dit voor de overheid best lastig kan zijn. Maar laten we niet vergeten dat dit ook geldt voor de burger en voor het bedrijfsleven. De burger moet ook met tegenstrijdige eisen leren leven, want lekker jezelf blijven, doen wat je het liefste doet, een succesvolle carrière maken en ook nog een beetje leuk sociaal leven erbij hebben – dat komt zelden voor in één pakket. Het grootste probleem lijkt me dat we zo krampachtig willen blijven volhouden dat het allemaal wél kan, mits we maar die magic mix weten te vinden. Terwijl de eerste les in het leren leven met tegenstrijdigheden mij toch lijkt dat je moet erkennen dat verschillende eisen niet met elkaar te verenigen zijn.
Voor het bedrijfsleven is het niet anders. Het trits people-planet-profit is geen harmonieuze drie-eenheid maar een krachtenveld waarin in verschillende richtingen wordt geduwd en getrokken. Ik leg daarom niet te veel hoop in de verklaringen zoals de bovengenoemde, waarin een commitment aan alle drie de p’s wordt uitgesproken. Ik denk niet dat die commitment een wassen neus is, maar dat die voorgestelde harmonie tussen de p’s eerder of later stuk gaat lopen op onderlinge tegenstrijdigheden. Daarom zou ik veel liever horen dat de bedrijven zich rekenschap gaan geven van die moeilijkheid. Ik zou graag een keer een statement willen lezen waarin bedrijven verklaren dat ze beseffen dat de drie p’s niet met elkaar te verenigen zijn, en dat ze hun rol best anders willen invullen, maar dat dit lastige en soms pijnlijke keuzes met zich meebrengt. Een statement waarin een opening wordt geboden om zowel met hun shareholders als hun stakeholders over die lastige keuzes te praten. Les twee: alle keuzes hebben een prijskaartje.
Ik denk ook niet dat we binnen afzienbare tijd een invulling kunnen geven aan de rol van de overheid waarin huidige tegenstrijdigheden worden gladgestreken. Er is geen magic mix die, bijvoorbeeld, een harmonieuze verhouding tussen te overheid en de burger gaat opleveren. En toch lijken we die telkens op te zoeken. Zo wordt in de TrendingTopics, Trends voor BZK in 2020 een trend als ‘dejuridisering’ gesignaleerd. De overheid zet in op de ‘dejuridisering’ van contact met burgers en organisaties, want juridische procedures kosten jaarlijks miljoenen in uren en euro’s. Communiceren met de burgers in een vroege fase van de plannen kan klachten voorkomen, staat in de commentaar erbij. Nu lijkt die ‘communicatie in een vroeg stadium’ hier verdacht veel op een toverformule voor de felbegeerde harmonie. Als de burgers en de overheid iets met elkaar uit te vechten hebben, over wie waar zeggenschap over heeft en waar de grenzen liggen, gaat dat zomaar weg door betere communicatie? Of gaat de burger zich dan alleen maar meer gemanaged voelen, met een meer verzuurde strijd als uitkomst? Ik vind het helemaal prima als we vinden dat er betere plekken zijn daarvoor dan een rechtszaal, maar dan moeten we nieuwe plekken en processen inrichten waar we met elkaar kunnen botsen en touwtrekken. Sommigen pleiten ervoor om dat actief te doen, zoals de Belgische filosofe Chantal Mouffe.
Les drie in het omgaan met tegenstrijdigheden is leren spanningen uit te houden en niet verglijden in een rol die de zaken nog erger maakt. Ik weet dat dit een heel stuk minder aantrekkelijk klinkt dan al die beloftes van de harmonische scenario’s, maar er valt hiermee wel iets te winnen. Want ook al kunnen we niet voorkomen dat het gesprek over de nieuwe verhoudingen van de overheid, de markt en de burger een lang en moeilijk gesprek blijft, wij kunnen dit gesprek wel op een volwassen manier met elkaar voeren.