Menu Sluiten

JOHN GRAY: ‘ONEINDIGHEID IS NIET VOOR DE MENS WEGGELEGD’

Filosofie Magazine nr.7/2015.

In De ziel van de marionet schrijft de Britse filosoof John Gray over de vrijheid van poppen en ons streven naar onsterfelijkheid en het oneindige. ‘Wij begrijpen onszelf niet goed genoeg om een betere versie van onszelf te kunnen maken.’

‘Poppen hebben een soort vrijheid die de mens niet heeft’, vertelt de Britse denker John Gray (1948). Vrijheid? Poppen? Serieus? Jawel. Grays meest recente boek, De ziel van de marionet, gaat over de vrijheid van poppen. Volgens hem hebben ze een soort vrijheid waar mensen naar verlangen.

Controverse is Gray zeker niet vreemd. Hij heeft de prestigieuze London School of Economics, waar hij hoogleraar was, verlaten om van zijn pen te leven. Regelmatig verschijnen in The Guardian en andere kranten en bladen stukken van zijn hand, en daarnaast is hij auteur van een lange reeks boeken waarin hij strijdt tegen onze moderne utopieën. Telkens onderzoekt hij een overtuiging die diep in onze cultuur is geworteld en die we als volkomen vanzelfsprekend beschouwen, en laat zien dat het een illusie is – een variant van utopisch denken.
Zo hechten wij bijvoorbeeld sterk aan het idee van morele vooruitgang. Maar wie denkt dat we barbarij voorgoed achter ons hebben gelaten, komt bij Gray bedrogen uit. Met enig historisch besef zouden wij ons realiseren dat vooruitgang weliswaar mogelijk is, maar dat onze verworvenheden kwetsbaar zijn. Zo kwetsbaar dat de vooruitgang na een tijdje weer ongedaan wordt gemaakt. Beschavingen komen en beschavingen gaan, en niets is eeuwig. Bovendien: dat wij ons als mensen zo speciaal wanen, zo anders dan andere dieren, is maar een restant van een religieus wereldbeeld. Eigenlijk zijn we helemaal niet zo bijzonder. ‘Menselijk leven heeft niet meer betekenis dan het leven van een slijmzwam.’ 

Frankenstein
In De ziel van de marionet wisselt Gray verhalen over sciencefictionschrijvers als Philip K. Dick of Stanislaw Lem soepel af met verhalen over de Azteken en beschouwingen over het situationisme van Guy Debord. Maar niet al zijn bronnen zijn zo exotisch. Het idee van de mens-als-pop wordt ook uitgebeeld in overbekende verhalen als de Joodse legende over de Golem, of Mary Shelleys Frankenstein. Tegenwoordig moeten we toch vooral kijken naar de wetenschap om dit idee aan het werk te zien, vertelt Gray: ‘We prenten ons misschien niet letterlijk in dat we poppen zijn, maar wel dat ons brein een soort computer is, of dat we eigenlijk maar een bundel genen zijn.’

Probeer hem maar niet te vertellen dat zijn boek over vrije wil gaat. ‘Of mensen vrije wil hebben of niet, die discussie laat ik graag over aan anderen. Het is een belangrijke discussie, maar het is niet wat mij hier interesseert. Ik heb het over een soort vrijheid die mensen graag zouden willen hebben, en waarvan ze denken dat ze die zouden kunnen bereiken.’

Maar waarom zouden we dat willen, een pop zijn? Wat valt er te winnen? Daarvoor grijpt Gray naar een essay van de Duitse schrijver Heinrich von Kleist (1777-1811): ‘In het essay ontmoet de verteller tijdens een wandeling in het park een zekere Herr C., dansregisseur bij de Opera. De heren praten over marionettentheater, en tot grote verbazing van zijn gesprekspartner geeft Herr C. hoog op over de gratie van marionettenbewegingen. Poppen lijken immuun voor zwaartekracht. Ze kennen geen aarzeling. Ze gaan niet gebukt onder zelfbespiegeling. In het kort: ze zijn vrij van keuze. Ze kennen niet de innerlijke verdeeldheid die ons mensen parten speelt.’
Verlossing van de last van het kiezen – dat is wat de poppenvrijheid zo aantrekkelijk maakt. Want wie voelt de druk van kiezen en vertwijfeling nou niet dagelijks op zijn schouders rusten? Als we daarvoor een uitweg zoeken, komen we vaak uit op een variant van Kleists verhaal, een verhaal dat wortels heeft in de gnostische leer. Gnosticisme mag dan een oude leer zijn, volgens Gray is het zeker niet achterhaald. Integendeel. Gnosticisme is springlevend en duikt telkens in nieuwe gedaantes op.
‘Een van de overtuigingen van gnostici is dat deze wereld niet geschapen is door God, en dat hij dus op z’n best onvolmaakt is. Maar wij mensen zouden ons door kennis boven die onvolmaakte toestand kunnen verheffen.’ Van het Griekse woord gnōsis, dat ‘kennis’ of ‘inzicht’ betekent, komt ook de naam van de leer.

‘Aan het einde van Kleists essay wordt duidelijk hoe gnostisch-geïnspireerd zijn verhaal eigenlijk is: de verteller zegt dan dat mensen hun innerlijke verdeeldheid alleen kunnen overstijgen door nogmaals van de boom van de kennis te eten. Door volmaakt inzicht zouden ze dan gelijk worden aan God. Ze zouden dan niet langer hoeven kiezen, want dankzij de volmaakte kennis zou alles wat ze doen simpelweg noodzakelijk zijn. Met volmaakte kennis zou de menselijke ziel haar innerlijke verscheurdheid ontstijgen. De westerse traditie heeft dit basisidee op heel veel manieren aangekleed.’

Slimme computers

Een van de belangrijkste hedendaagse versies van dit scenario is volgens Gray te vinden in de ontwikkeling van artificiële intelligentie. ‘Veel wetenschappers denken dat de ontwikkeling van artificiële intelligentie er in de nabije toekomst toe zal leiden dat computers “slimmer” worden dan wij. Op dat punt zouden wij onze geest kunnen overhevelen naar de computer, of op een of andere manier kunnen samensmelten met de machine. In wezen is dit weer een gnostisch idee: wij mensen zijn eigenlijk geestelijke vonken, gevangen in dit lichaam. Maar we zullen vrij zijn zodra we die hogere kennis hebben bereikt die ons van ons lichaam kan bevrijden.’
Denken dat we eigenlijk een pop of een machine zijn gaat altijd hand in hand met dromen over de verbetering van de mens, aldus Gray. ‘Door nieuwe inzichten van neurowetenschappen zijn we gaan denken dat we heel gemakkelijk te beïnvloeden zijn, en daarom willen we nu pillen en implantaten ontwikkelen om ons gedrag, ons geheugen of onze prestaties te verbeteren. Met genetische manipulatie willen we onze levensspanne verlengen. Op beleidsniveau ontwikkelen we allerlei nudging-strategieën. Kortom, zie hier weer een gnostisch idee: we kunnen vrij worden door een betere versie van onszelf te maken.’

Maar wat is er welbeschouwd mis met pogingen om de mens te verbeteren? ‘Wij begrijpen onszelf niet goed genoeg om een betere versie van onszelf te kunnen maken! In de kern hebben we een ontzettend naïeve kijk op menselijke moraal en psychologie: als we maar de slechte stukjes weghalen, dan houden we de goede delen over. Dat is zo kinderachtig, want dan zouden al die goede kanten helemaal losstaan van de slechte. Af en toe vind je een meer realistische kijk op de mens. De econoom Keynes, bijvoorbeeld, bestudeerde het werk van de Nederlandse filosoof Bernard Mandeville. Van hem neemt Keynes het idee over dat veel christelijke zonden, zoals gramschap of afgunst, ook de drijfveren achter de economische groei zijn. Goed en slecht lopen in de mens door elkaar. Daarom zijn verbeterpogingen ook naïef. Als we morgen kunnen bepalen hoe onze kinderen worden, wat geven we ze dan mee? Slechts de projecties van onze huidige idealen. Al onze stomme en gekke ideeën over onszelf zouden worden opgenomen in ons ontwerp – en het maaksel zou nog achterlijker zijn dan zijn maker, zo mogelijk.’
 

Onsterfelijkheid

Is Gray dan bezorgd dat dit maakbaarheidsideaal faalt en veel schade aanricht, of dat dit slaagt en een gruwel oplevert, zoals nieuwe totalitaire regimes? ‘Wat ik vrees is een gedeeltelijk succes. Kijk, die totalitaire regimes waren helemaal niet zo stabiel, dus eigenlijk is dat ook een gefaalde poging tot maakbaarheid geweest die onderweg veel schade heeft aangericht. Maar het zou kunnen dat we nu gedeeltelijk slagen. Het verschil in levensduur tussen de rijken en de armen in Engeland is nu bijvoorbeeld zo’n vijftien jaar. Tel daarbij alle technologische mogelijkheden die we nu al hebben op, en het is heel goed denkbaar dat dit verschil nog veel en veel groter wordt. Er komt een bovenklasse die gezond en lang leeft, slank en mooi is en dat blijft. Die elite zal de eigen kinderen verder kunnen verbeteren. Zij leven nog langer, en worden nog mooier, slimmer, fitter en sportiever. In plaats van honderd geweldige tennisspelers hebben we er dan honderdduizend.’

Dat klinkt nog steeds niet zo gruwelijk – voor die elite, althans -, maar Gray vervolgt:

(…)

Klik hier om dit artikel verder te lezen op de website van Filosofie Magazine.