Filosofie Magazine nr.3/2008, door Ivana Ivkovic.
De stad markeert een sprong die de mensheid heeft gemaakt toen ze de barbarij achter zich liet en de beschaving ontdekte. De stad is de plek waar mensen elkaar treffen, spreken en tegenspreken – het hart van het goede leven en de democratie. Maar tegenwoordig word je in de binnenstad meer als consument aangesproken, dan als burger. Staat het goede leven onder druk?
‘Het platteland hoort donker te zijn. Onder dit motto trekken eind oktober 2005 meer dan tienduizend mensen in de nachtelijke uren naar de donkere plekken buiten de stad om daar het duister te beleven. Duisternis is immers een van de oerwaarden, goed voor mens en natuur’. Zo opent een onlangs verschenen essay van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waarin een onderzoek wordt gepresenteerd naar datgene wat de stedelingen in het platteland waarderen. De stedeling trekt naar het platteland als een ware duisternistoerist, om ruimte en stilte te beleven. Weg van het tumult van de stad, ver van de dagelijkse perikelen, voorbij de waan van de dag, omhuld door de baarmoederlijke donkerte, komt de stedeling tot zichzelf en voelt zich – al is het maar voor één nacht in zijn drukke bestaan – één met het heelal.
Het romantische verlangen om de stad te ontvluchten op zoek naar authenticiteit en een meer zuiver, ongeschonden bestaan, heeft blijkbaar nog niets aan kracht ingeboet. Oorspronkelijk was dit verlangen een reactie op de modernisering aan het einde van de achttiende eeuw: industrialisering en massaproductie deden de steden explosief groeien. De steden en ‘het moderne leven’ dat zij vertegenwoordigen, stonden voor de vernietiging van de traditie, en werden gezien als een bedreiging van alles wat oorspronkelijk, eerlijk en authentiek is. Door de industrialisering werden steden symbool van de mechanisering van het leven: zij zijn ontzielend. Ze zijn de plaatsen van het grootkapitaal, materialistisch en niet spiritueel. Het echte leven, het goede leven lag in de belevenis van de stedeling elders, buiten, weg van de stad.
Huishouden & economie
Het idee dat het goede leven zich juist buiten de stad zou bevinden staat in schril contrast met de opvatting van Aristoteles: juist door te leven in een stad, een polis, kan de mens een goed en volwaardig leven leiden. De mens leeft niet alleen, maar samen met anderen, schrijft Aristoteles, anders zou hij een beest of een god zijn. Maar de stad is er niet alleen omdat we anderen nodig hebben om te overleven, of omdat deze in een behoefte voorziet. Zolang we over de behoeftes spreken, hebben we het nog steeds over het óverleven. De stad bestaat niet omwille van het (over)leven, maar omwille van het góede leven, aldus Aristoteles. Een goed leven is alleen in een stad, een polis, mogelijk. De stad – zo wil de intuïtie van de Grieken – is een plek waar iets dat aan de mens ten diepste eigen is, pas volledig tot zijn recht kan komen, waar de mens pas volwaardig mens kan zijn. De stad markeert een sprong die de mensheid heeft gemaakt toen ze de barbarij achter zich liet en de beschaving ontdekte. Waar bestaat dat goede leven dan in? Voor Aristoteles is het goede leven een leven waarin de mens zijn capaciteiten ten volle kan ontplooien. Het goede leven is ‘ten volle’ leven. Daarvoor moet je je – welgesteld en goed opgeleid, gewapend met moed maar ook met prudentie – in de maalstroom van het publieke leven wagen. De mens kan iets voor de gemeenschap betekenen, hij kan zijn sporen in de geschiedenis nalaten, en daarmee eer en, wie weet, zelfs onsterfelijke roem behalen.
Ook de filosofe Hannah Arendt (1906-1975) beschouwt dit leven in de gemeenschap als hoogste vorm van leven. Zij bekritiseerde fel het in de filosofische traditie gebruikelijke voortrekken van het beschouwelijk leven – vita contemplativa – ten opzichte en ten koste van het actieve, publieke leven – vita activa. Arendt houdt een hartstochtelijk pleidooi voor het belang van leven en handelen in de ‘publieke sfeer’, dat pas in de stad een gestalte krijgt. Het publieke leven is niet alleen van het grootste belang voor de vitaliteit van de gemeenschap, het is ook belangrijk voor het individu. Arendt verbindt het publieke leven niet alleen met het goede leven, maar ook met vrijheid. De mens vindt zijn vrijheid alleen door zich te begeven in de publieke ruimte, waarin een veelheid van mensen elkaar ontmoet, elkaar spreekt en weerspreekt en zich inzet voor hun gemeenschap. Alleen daarin ontsnapt de mens aan het leven dat in een teken staat van de noodzakelijkheden van het huishouden en de economie. Thuis ben je privé – gericht op eten, werken, geld verdienen, slapen. Het dwingende ritme van het overleven. Maar het werkelijke leven is elders, aldus Arendt. Dat is het publieke leven, in de gemeenschap waarin je wordt aangesproken als burger. En net als bij Aristoteles, zou het leven in de stad meer dan overleven moeten bieden. Maar Arendt constateert ook dat onder sociale en economische omstandigheden van de moderne stad deze dimensie verloren dreigt te raken.
Schreeuwerige reclameborden
Is de moderne stad, zoals wij die kennen, nog altijd dat oord van het goede leven?
(…)
Klik hier om het hele artikel te lezen op de website van Filosofie Magazine.
Afbeelding van Pexels via Pixabay.