Menu Sluiten

‘FUKUYAMA ZIET TE VEEL SYMMETRIE TUSSEN LINKSE EN RECHTSE IDENTITAIRE BEWEGINGEN’

Trouw, serie: De blinde vlekken van de filosofie, 23 april 2019, door Maurice van Turnhout.

Grote denkers openen ons de ogen, maar wat zien zij zelf over het hoofd? Vandaag in deze achtdelige serie: filosoof Ivana Ivkovic over de blinde vlekken van Francis Fukuyama.

De democratieën schoten als paddestoelen uit de grond toen de Amerikaan Francis Fukuyama (1952) zijn boek ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’ (1992) schreef. De Koude Oorlog was ten einde, de wereld bevond zich volgens Fukuyama in ‘het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid en de universalisering van de westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur’.

Iets meer dan een kwart eeuw later stelt de Economist Intelligence Unit dat nog slechts 4,5 procent van de wereldbevolking leeft in een ‘volledige democratie’. De rest van de wereld vertoeft in ‘democratieën met gebreken’ – of erger.

‘Elke keer als er ergens een democratie omvalt, krijgt Fukuyama het verwijt dat hij in 1992 blinde vlekken had’, observeert filosoof Ivana Ivkovic.

Fukuyama houdt vol dat zijn boek verkeerd begrepen is, en daar kan Ivkovic in meegaan. “‘The end of history’ is dubbelzinnig in het Engels: het kan ‘het einde’ maar ook ‘het doel’ van de geschiedenis betekenen. In zijn boek had Fukuyama wel degelijk oog voor de problemen van een tijdperk waarin politiek niet meer noodzakelijk lijkt en de enige vooruitgang technologisch is. Wel gaf hij later toe het gevaar te hebben onderschat dat democratie kan worden uitgehold door populisme.”

In zijn recente boek ‘Identiteit’ probeert Fukuyama dit recht te zetten. De traditioneel linkse strijd voor emancipatie en gelijkheid is volgens hem gekaapt door rechts.

Ivkovic: “De Amerikaanse alt-rightbeweging wil bijvoorbeeld zijn witte identiteit in ere herstellen, en beroept zich daarvoor op beproefde linkse frames van de roep om erkenning van de eigen identiteit.”

Ondertussen dreigt de ‘liberale coalitie’ volgens Fukuyama te versnipperen door de identiteitspolitiek van linkse bewegingen als Black Lives Matter.

“Fukuyama keurt deze bewegingen niet af, maar hij suggereert wel dat hun acties de liberale eenheid in gevaar brengen. Hij hoopt op een brede sociaal-economische agenda waarmee liberaal-democraten de handen ineen kunnen slaan, voorbij identitaire kwesties.”

Critici verwijten Fukuyama dat hij te veel symmetrie ziet tussen de identitaire bewegingen van links en rechts, zegt Ivkovic.

“Linkse identitaire bewegingen als Black Lives Matter willen democratische instituties niet ondermijnen, maar versterken. Rechtse identitaire bewegingen staan over het algemeen juist vijandig tegenover deze instituties.”

Ivkovic vervolgt: “Bij de strijd voor gelijkheid hoort ook dat groepen als Black Lives Matter zaken als politiegeweld tegen zwarten en institutioneel racisme bespreekbaar kunnen maken. Gelijkheid krijgt immers altijd betekenis binnen een bepaald waardesysteem, en als dat waardesysteem onrechtvaardig is moet je het kunnen bekritiseren.

“Is het probleem van arme zwarte Amerikanen dat ze arm zijn of dat ze zwart zijn? Het gevaar van de nadruk op een brede sociaal-economische agenda, zoals Fukuyama die legt, is dat zo’n vraag ondergesneeuwd raakt. Het is niet uitgesloten dat je langs sociaal-economische weg emancipatie van de eigen groep kan bereiken, maar veel zwarte Amerikanen zullen zeggen: I don’t buy it.”