Menu Sluiten

DE PVV RUIMT DE DUIVENPOEP NIET OP


Door Ivana Ivkovic / Oorspronkelijk gepubliceerd in Trouw, 07.05.2011

Populistische partijen, zoals de PVV, grossieren in irrationele beelden. Maar waarom kunnen die ficties zo moeilijk worden doorgeprikt? Heeft het populisme soms een beetje gelijk?

Op de PVV-website staat een kaart van Nederland met de percentages niet-westerse allochtonen in de komende decennia. De kaart van de toekomst kleurt steeds paarser en paarser. De boodschap is bekend: ‘wij’ worden ‘overspoeld’.

Daarbij zegt de kaart ook: de PVV durft de feiten onder ogen te zien, en geeft een realistisch beeld van de toekomst in plaats van sussende praatjes te verkopen. De partij laat zich graag voorstaan op haar realisme – ze heeft weet van het echte leven, de sores van Henk en Ingrid die zien hoe hun wijk verkleurt terwijl de ‘Haagse elite’ wegkijkt.Maar wie goed kijkt, ziet dat de kaart juist weinig met de werkelijkheid van doen heeft. Het dreigende paars blijkt voor het grootste deel uit slechts 10 tot 15 procent allochtonen te bestaan – bepaald geen meerderheid. Op welke bron is deze prognose gebaseerd? Veel onderzoeken tonen aan dat de immigratiecijfers juist aan het dalen zijn, en dat van ‘massa-immigratie’ al helemaal geen sprake is.

Het realisme van de PVV moet dus wel een wassen neus zijn; de partij grossiert – zoals een populistische partij betaamt – in mystificaties en irrationele beelden die zich hebben losgezongen van de werkelijkheid.

Toch, die conclusie wordt iets te snel getrokken. Om te begrijpen hoe populisme werkt, moeten we de claim op realisme serieus nemen. De partij weet wel degelijk iets wezenlijks te raken: mensen zijn betrokken op hun omgeving, hun buurt – en zijn daarom ook snel angstig te krijgen.

Betekent dit dat het populisme toch ‘een beetje gelijk heeft’? Nee. Maar als we populisten afdoen als handelaars in waanbeelden, dan begrijpen we nog niet waarom populisme zo merkwaardig immuun voor de feiten blijkt. Het is niet voor niets dat de ficties van de partij zo moeilijk kunnen worden doorgeprikt. Elk antwoord dat blijft hameren op feiten en redelijkheid blijkt keer op keer tandeloos. De criminaliteit daalt ook al jaren, de temperatuur van de aarde stijgt juist – het deert allemaal niet, het tuig moet keihard worden aangepakt, en we laten ons niet gek maken door die eco-maffia, gas erop!

We begrijpen dan evenmin waarom populisten zo veel succes oogsten als ze zeggen dicht bij de man op straat te staan – ook al doen ze dat met potsierlijke en groteske statements. Onlangs riep de Haagse PVV schande over de ‘hardleerse, veelal allochtone broodgooiers’ die vogels voeren in de wijk Morgenstond, omdat de leefbaarheid daar ‘ernstig onder druk staat’ door de poepende dieren.

Waarom is een kreet die elk gevoel voor proportie mist – het gaat om het voeren van duiven, niet om roof en moord – zo effectief? Is dat te danken aan mystificaties en bespeelde onderbuikgevoelens? Dat is uiteindelijk niet helemaal geloofwaardig.

Roepen dat de ‘broodgooiers keihard moeten worden aangepakt’ teert niet alleen op vreemdelingen­allergie, maar ook op het simpele gegeven dat niemand blij is met duivenpoep in zijn wijk. De relatie tot de plek waar we leven en waar we thuis zijn, laat niemand onverschillig. Zelfs de grootste kosmopoliet laat het niet koud om te zien hoe de kaart van Nederland paars kleurt.

De PVV voelt haarfijn aan dat de behoefte aan eigen habitat breed gedragen is. Vanuit dit oogpunt is het niet verrassend dat de strategie van de PVV zich de laatste tijd niet alleen beperkt tot het verfoeien van de linkse elite, maar stelt dat zelfs die verlichte linksers dezelfde gevoeligheden hebben als het PVV-electoraat. Daarom houdt PVV-ideoloog Martin Bosma in zijn column in NRC Handelsblad de verantwoorde multiculturele ouders voor dat zij hun kind ook niet op een zwarte school zetten, maar liever een blokje omrijden met de kinderbakfiets.

Het politiek ‘realisme’ van de PVV en consorten moet worden gezocht in dit appel op de eenvoudige waarheid dat samenleven altijd gestalte krijgt op een plek die bijzonder is – omdat het onze plek is. Politiek heeft uiteindelijk te maken met echte levens en mensen van vlees en bloed die in echte wijken wonen en niet alleen achter hun deuren gelukkig willen zijn – niet slechts met juridisch geregeld burgerschap.

Democratie is niet een louter formeel spel met periodieke verkiezingen waarin elke machtsuitoefening voorlopig en voorwaardelijk is, een ‘politiek zonder lichaam’ zoals de Franse denker Claude Lefort stelt. In veel opzichten is politiek juist door en door ‘lichamelijk’.

Politiek begint met het lichamelijk bezetten van een ruimte, soms met gevaar voor eigen leven. Dat klinkt misschien abstract, maar we zien het gebeuren in elk land waar zich een revolutie voordoet – zoals nu in het Midden-Oosten. Het was ook de kern van de discussie over een nieuwe missie in Afghanistan: hoe maak je, en hoe bezet je, een publieke ruimte. En natuurlijk van het migratieprobleem: wat doe je met mensen die hier gewoon lijfelijk zijn, die er nog steeds zijn als je ze ‘op straat zet’, die dan zelfs pas werkelijk in dezelfde publieke ruimte treden waaruit ze worden verbannen?

De democratie zou deze lijfelijke dimensie van de politiek op het populisme moeten terugveroveren. Ze zou iets moeten doen met het gevoelsmatige besef dat we op een bepaalde, maar niet door ons bepaalde plek zijn aangewezen om wortel te schieten en onze levens vorm te geven. Betekent dit zelf ook populistisch worden? Nee, want het gaat niet om het bespelen van het gevoel, het gaat om het ontrafelen wat die relatie tot die eigen plek precies inhoudt. Juist hierdoor wordt het mogelijk om het populisme de wind uit de zeilen te nemen.

Bijvoorbeeld, door erop te wijzen dat de relatie tussen de mens en zijn plek een stuk ingewikkelder in elkaar zit dan het populisme wil doen geloven. Het populisme serveert slechts een halve waarheid – en daar heb je helemaal niets aan. De PVV onderstreept dat onze wijk ons niet onverschillig laat, juist omdat het onze habitat is, maar vergeet bijvoorbeeld erbij te vermelden dat we geen plek kunnen claimen zonder dat die plek ook ons claimt.

Wij leven pas in onze wijk als we er ook zorg voor dragen – de relatie tussen de mens en zijn plek is wederkerig. De PVV houdt de burger voor dat hij zich als een consument kan opstellen: stampij maken en hard roepen dat de verantwoordelijke moet worden gezocht. Het ligt bij de PVV altijd aan ‘anderen’. Maar nooit zullen ze een actie op touw zetten om de duivenpoep op te ruimen.

Een politiek antwoord op het populisme luidt investeren in de duurzaamheid van de relatie tussen de burgers en hun directe leefomgeving, in een ecologie van de wijk. Ecologie beperkt zich niet tot meer groen en schonere lucht, maar doelt op een mentaliteitsverandering. De burger moet niet tot verantwoordelijkheid worden geroepen, maar in staat gesteld worden om zijn verantwoordelijkheid te nemen.

Een mooi voorbeeld is het Skillcity-project in Rotterdam, onder meer opgezet door de filosoof Henk Oosterling, die mede daarom de Laurens­penning won. Doel van het project is om vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om creatief en productief met elkaar te leven, en niet louter te ‘overleven’ in de wijk. Het project richt zich niet op probleemgevallen, maar stuurt aan op een verrijking van alledaagse activiteiten. Kijken hoe kinderen spelen en ze leren hoe ze dat nog beter kunnen doen, bijvoorbeeld. Een breed scala – van sport via ondernemerschap tot kunst – wordt bestreken. De filosofie luidt: de leefbaarheid moet niet worden gereduceerd tot een veiligheidsprobleem, sociale problemen moeten niet worden ‘opgelost’ door duurdere woningen te bouwen. Projecten zoals deze openen een perspectief naar een leefbare toekomst.

Ivana Ivkovic is promovendus politieke filosofie aan de Universiteit van Tilburg. Met dank aan Bert van Roermund.