Filosofie Magazine nr. 8/2004, door Ivana Ivkovic.
De critici van de Amerikaanse strijd tegen het terrorisme houden een pleidooi voor het herstel van het internationale recht. Judith Butler zoekt naar een andere oplossing, buiten recht en instituties om.
Een maand na de aanslag op het World Trade Center in New York, brengt de Saoedi-Arabische prins Alwaleed bin Talal een bezoek aan de stad. Hij heeft een cheque van 10 miljoen dollar bij zich voor de wederopbouw van het WTC. De prins spreekt zijn afschuw over de aanslagen uit, maar vraagt ook om een meer evenwichtige houding van de VS in de ‘Palestijnse zaak’. Burgemeester Rudolph Giuliani weigert de gift, verklaart dat prins Alwaleeds gezichtspunt ‘absoluut verkeerd’ is, en dat er geen moreel equivalent en rechtvaardiging bestaan voor de aanslagen van 9/11.
Waarom, vraagt Judith Butler zich af in haar nieuwste boek, zijn we geneigd de uitspraken van Alwaleed als de stiekeme rechtvaardiging van de aanslagen te zien, uitgelokt door de buitenlandse politiek van de VS, en zijn we partieel doof voor de afschuw die hij erover heeft uitgesproken? In Precarious Life worden zulke voorbeelden door Butler aangegrepen om een felle kritiek te leveren op de politiek en het intellectuele klimaat van de VS in de periode na de terreuraanslagen. Butler analyseert hoe iedereen die probeert een verklaring voor de aanslagen te geven, het risico loopt om te worden beschuldigd van het goedpraten ervan. Ook de critici van het gewelddadige antwoord van de VS dat op de aanslagen volgde, bevinden zich op dun ijs. Zij worden meteen buiten de discussie geplaatst, door ze te beschuldigen van moreel relativisme dat in zo’n urgente situatie niet op zijn plaats is. Dat is een vorm van censuur, stelt Butler. Als iemand kritiek op de oorlog heeft, wil dat nog niet zeggen dat hij geen morele verontwaardiging over de aanslagen voelt. Het kwalijke van censuur is dat die in de weg staat als we willen nadenken over de manieren om de geweldsspiraal te doorbreken.
Daarom begeeft Butler zich moedwillig op dun ijs en zoekt antwoorden op een hele reeks uiterst provocatieve vragen. Zij vraagt waarom het rouwen om de slachtoffers in de VS onmiddellijk tot agressie leidt. Maar ze vraagt ook waarom de slachtoffers van de andere kant niet op dezelfde manier worden betreurd. Zijn sommige levens meer waard dan de andere? Zien we de gevangenen van Guantanamo Bay ook als volwaardige mensen, en waarom worden hun mensenrechten op een grove wijze geschonden? Waarom worden critici van Israël zo snel beschuldigd van antisemitisme? Tenslotte, is het mogelijk om tegelijkertijd te rouwen om het verlies van het menselijk leven, en om de andere levens niet te dehumaniseren?
(…)
Klik hier om het hele artikel te lezen op de website van Filosofie Magazine.