Filosofie Magazine nr.2/2006, door Ivana Ivkovic en Leon Heuts.
Theatermaker Johan Simons bekent: ook hij is schuldig. Ook hij houdt van lekker eten en dure hotels, terwijl de wereld kapot gaat aan de doorgedraaide grijp- en graaicultuur. Maar wat is het alternatief? Leven op een onbewoond eiland, net zoals Crusoe.
‘Als je mij vraagt of ik een idealist ben, dan zeg ik: ja, dat wil ik wel zijn. Maar dat wil niet zeggen dat er geen idealen verloren zijn gegaan.’ Theatermaker Johan Simons, werkzaam bij NT Gent, slaapt slecht. Inslapen lukt wel, maar om half twee wordt hij wakker. Hij staat op, en gaat werken. Om half vier is hij zo moe, dat de slaap hem weer overvalt. Een uur voordat hij opstaat – zeven uur, de kinderen moeten naar school – wordt hij weer wakker. De man die de laatste jaren triomfen viert, onder andere met de theaterbewerking van romans (hij bracht van Michel Houellebecq Elementaire deeltjes en Platform op de planken, van Arnon Grunberg De Asielzoeker en binnenkort de korte novelle Foe van John Coetzee) gunt zichzelf geen rust. Hij moet de wereld wat vertellen; het verhaal over de noodzaak idealen overeind te houden, hoewel de schaduw van de moderne vervlakking moeilijk is tegen te houden. Over de noodzaak het kwaad te tonen, maar ook over de hoop die desondanks altijd blijft doorschemeren – zelfs in het op het oog zo cynische universum van Houellebecq. Simons moet dat vertellen. Ondanks dat ook hijzelf, hoe hard hij ook werkt, dreigt te worden ingehaald door de dood. ‘Ik heb zo veel ideeën, ik kan ze nooit allemaal verwezenlijken. Dus ik werk te hard. Dat is doodsangst, ja.’ Begraaft hij zich in het werk, om de angst te ontlopen? Ja, zeker. Maar tegelijkertijd is het ook het tegenovergestelde: het harde werken is een manier om de dood recht in het gezicht te kunnen blijven kijken, net zonals hij zijn vliegangst gedeeltelijk heeft overwonnen door tegen zichzelf te zeggen: ‘Ik ben doodsbang, maar dat mag.’ Simons is een idealist met vliegangst. Dat is tegenstrijdig, beaamt hij, want een idealist moet durven vliegen. Maar zo is hij.
Het begin van de voorstelling Platform overvalt het publiek. Met een harde klap dondert het decor op het podium. De bom, die aan het einde van Houellebecqs roman het seksvakantieparadijs van Michel en Valérie verwoest, is ontploft. Tussen de stukgeslagen plastic tuinmeubelen vermengd met vakantiekleding, scharrelen de acteurs wat rond. Bij Simons dringt de werkelijkheid door in het theater, op alle mogelijke manieren. Simons heeft de wereld immers wat te zeggen, en dat doe je niet door middel van illusie: ‘Er is al genoeg illusie op de televisie.’ Nee, die werkelijkheid wordt het theater binnengesleurd -rauw, expliciet, zoals Simons zegt: gespeend van iedere vorm van schoonheid. Want schoonheid is illusie.
‘Ik haal die wereld het theater binnen door hedendaagse thema’s aan te snijden, maar ook door de speelwijze die ik nu aan het ontwikkelen ben. Net zoals in de werkelijkheid kan alles uit de hand lopen. Want die tuintafel valt werkelijk, en gaat echt aan diggelen. Tijdens de repetities vlogen de stukken soms de zaal in. De acteurs moeten ook steeds improviseren, want het decor valt natuurlijk altijd weer anders. En ik hoop dat geen enkele acteur een poot breekt als hij scharrelt in die rotzooi. Het kan ontsporen, want dat is werkelijk, en de werkelijkheid ontspoort voortdurend.’
De werkelijkheid van Michel en Valérie, de hoofdpersonages van Houllebecqs roman, ontspoort ook.
(…)
Klik hier om het hele artikel te lezen op de website van Filosofie Magazine.
foto: uit de voorstelling Platform door NT Gent.