Menu Sluiten

URBANE KUNSTINTERVENTIES OP ZOEK NAAR DEMOCRATISCHE RUIMTE

Reflecties op de expositie van zes Nederlandse kunstenaars in het galerij van het Cultureel Centrum Belgrado, in het kader van A.C.T. Democ(k)racy / Civil Provision!, april 2014, in opdracht van Onomatopee.

Een brug slaan. Ik werd gevraagd om te reflecteren op Civil provision omdat ik zowel een insider als een outsider ben, Nederlands én Servisch. Licht ongemak: zie ik daardoor meer dan een ander? Kan ik daardoor beter duiden wat een zestal Nederlandse kunstenaars hebben gedaan in en met ‘mijn’ voormalige stad?

Eenmaal in het Cultureel Centrum van Belgrado, zie ik hoe de spanning tussen insider- en outsider- perspectief ook dwars door een aantal geëxposeerde werken loopt. Zoals in het project van Paul Segers, die de grenzen van het naakte bestaan verkent in een zelfgebouwde hut in een Roma sloppenwijk. Het spreekt me aan dat hij niet een vreemde eend in de bijt blijft, maar vertelt hoe hij op een gegeven moment begint te ruiken en eruit te zien als een sloppenwijkbewoner. Zonder dat hij er echt één wordt, uiteraard. En toch, grenzen worden overschreden, in deze verkenning van één van de vele parallelwerelden waaruit een stad bestaat.

Maar wat heeft dat met democratie te maken? Deze grenzen opzoeken, weigeren een outsider te blijven, of juist vervreemding zoeken in het vertrouwde – raakt dat aan een democratische kern?

Het begint me te dagen wanneer ik, ongeveer een week later, naar een uitzending van het Nederlandse actualiteitenprogramma Nieuwsuur kijk, waarin het referendum op Krim wordt besproken. De Amerikaanse hoogleraar John Mersheimer is aan het woord, en hij fileert de situatie in Ukraine aan de hand van geopolitieke belangen. De EU en de VS hebben te veel aan Ukraine getrokken, terwijl ze beter hadden moeten weten, stelt hij. Ukraine is strategisch belangrijk voor Putin, zowel economisch als militair, en hij zou haar nooit laten gaan zonder slag of stoot. Dus was de Russische reactie onvermijdelijk. En nu probeert het westen Putin met sancties te raken, maar de waarheid is dat het Westen verslaafd is aan Russische olie en gas, en Putin het Westen harder kan raken dan andersom. Vervolgens kwam de journalist Hubert Smeets aan het woord. Hij zei: ja, dit klopt allemaal op zich, inderdaad, als je zo graag een helikopterview wilt hebben. Maar. Zo hard heeft het westen ook niet aan Ukraine getrokken. En vergeet niet, de Ukrainers willen het ook zelf. Tegelijkertijd stuit Putin ook op intern protest bij het ingrijpen. Er bleef weinig heel van het heldere schematische overzicht, en de soepele narratief van de hoogleraar. Het beeld verbrokkelde, de belangen van de grote spelers vielen uiteen in die van verschillende groepen, machtsblokken, voor- en tegenstanders.  De narratief werd hoekig, onzeker, meervoudig: wat er in Ukraine nu gebeurt, dat ligt eraan. Er zijn vele spelers die allemaal iets willen. Ukraine was niet slechts een lappenpop in de handen van grootmachten. Het maakte ook uit wat er op straat gebeurde.

Ik werd eraan herinnerd dat democratie al gauw verdwijnt in een zo’n schets van geopolitieke belangen, waarin de kleintjes niet echt als een politieke actor worden opgevoerd. De reden: democratie is in de eerste plaats niet uit een helikopter te zien. Democratie woont op de begane grond. Dat is waar je moet zijn als je het wilt zien, je moet afdalen, en durven het beeld dat gefragmenteerd, complex en meerduidig is onder ogen te zien.

Die afdaling van een helikopterview naar de begane grond lijkt me relevanter voor een democratisch project, dan slechts het omarmen van een insidersperspectief zonder er echt een insider te zijn. En ik meen juist dát in de kunstwerken te zien, soms heel letterlijk, zoals in de kaarten die het duo Jozua Zaagman en Francois Lombarts produceren door het voorkomen van openbare toiletten of autowrakken op hun tocht door de stad te registreren. Hun urbane sonde levert wel een soort overzicht op, maar het is er één welke de verleiding van een helikopterview weerstaat. Hun kaarten – net als de taartdiagrammen van Anthony Kleinpier, overigens – spelen een spel van mimicrie met die helikopterview; maar zodra je erin gaat geloven, zodra je denkt dat je nu een overzicht krijgt van een stad, word je bij de neus genomen. De aangeboden informatie wekt je verwachting alleen maar op, om deze weer genadeloos door te prikken. Want uiteindelijk kijk je naar een kaart waar de stipjes aangeven waar de autowrakken zich bevinden; kennis zonder systematische of praktische waarde. Of toch wel?

Ik zou nu van wal kunnen steken over waarom zo’n helikopterview altijd hegemonisch is, en het doorbreken ervan een democratische act par excellence is, maar ik geloof dat u mijn punt wel begrijpt, en ik vind het nog belangrijker te vermelden dat dit soort interventies, die ik hier ‘afdalen naar de begane grond’ noem, in mijn ogen ongelofelijk belangrijk zijn in Belgrado – in Servië. Want ik merk bij mijn vele bezoeken dat in Servië mensen steeds liever praten over geopolitieke belangen, manipulaties en machinaties, en dat in hun verhalen alleen grootmachten en lappenpoppen voorkomen. Inderdaad: een helikopterview. Een voorbeeld: in februari bezocht ik een documentairefilmfestival in Belgrado, en zag de film Everyday Resistance, die de strategieën van verschillende protestbewegingen over de hele wereld, en hun invloed op elkaar, in beeld wou brengen – Femen, Occupy, en zelfs Belgradose Otpor kwamen er aan bod. Na de screening was er een nabespreking met de twee Iraanse regisseurs. Een propvolle, benauwde zaal waarin iedereen slechts één ding wou weten: Wie financiert deze bewegingen? Waarom brengen jullie dát niet ter sprake? Dat was kennelijk de enige relevante vraag, en ik besefte dat iedereen om mij heen geloofde dat deze bewegingen allemaal lappenpoppen waren achter wie de daadwerkelijke spelers en hun belangen schuilgingen. Dit perspectief claimde bovendien realistisch te heten; alleen een naïeve dwaas ziet niet wat er écht gebeurt; et cetera. Ik hunkerde naar iets of iemand die kon laten zien dat dit realisme helemaal niet zo realistisch is, want dit realisme vergeet de begane grond, het enige dat echt echt is, helemaal en volledig. En ik hoop dat Civil Provision in dit opzicht een eye-opener kan zijn.

Wat voor mij ook een eye-opener was bij deze expo, is dat hier korte metten werden gemaakt met mijn eigen verwachting: dat ik een reeks urbane interventies zou zien waarin de ruimte op een of andere manier tijdelijk wordt bezet. Want vraag het aan een willekeurig politiek filosoof; zij zullen allemaal hetzelfde ding vertellen; dat het innemen of bezetten van een ruimte model staat voor een oerpolitieke act. Ergo Occupy.

Maar dit is geen Occupy. Ik kijk naar de projecten zoals die van Jeroen Doorenweerd, waarin rondzwervende vuilnis wordt ingepakt in plastic en als een objet trouvé in quasi toeristische kiekjes wordt herplaatst. En ook Matthijs Bosman speelt met de rommeligheid, met het verwaarloosde aangezicht van de stad in zijn The Unfinishing of Belgrade. Ik ken deze fascinatie met een wereld dat niet netjes aangeharkt is, ik ken de cliché tegenstelling tussen de neurotisch schone Nederland en de authentiek gezellig vieze Balkan.  Deze projecten intrigeren me niet zo omdat ze met deze cliché tegenstelling een spel spelen. Als ik me een speculatie mag veroorloven: deze projecten zijn intrigerend omdat ze de ruimte niet bezetten, maar gebruiken, on omdat ze als kunstwerk dit gebruik als zodanig proberen te tonen.

In het werk van Matthijs Bosman zie ik een gebouw dat iedere bewonder van Belgrado kent, het warenhuis op Terazije, met een verweerde façade, waar een zooitje aan minstens net zo verweerde airco’s aan vasthangt. Hij transformeert dit geheel tot een welkomstboodschap, gemaakt uit diezelfde airco’s en een leeg reclamebord: ‘Welcome in Belgrade’.

Deze projecten bezetten de ruimte niet, ze maken van een anonieme urbane ruime niet zoiets als ‘onze’ ruimte; ge-engageerde en gepolitiseerde ruimte ten dienste van een zaak. Dat is natuurlijk iets belangrijks en waardevols, maar volgens mij is dat hier simpelweg niet aan de hand. Deze werken spelen een spel met het gebruik van de ruimte. Als je op straat loopt, waar kijk je naar? Raap je dat papiertje op dat dáár ligt? Linksom of rechtsom, je bent dat ruimte aan het gebruiken. Mij punt is, dat zou je ook zichtbaar kunnen proberen te maken. Dát, waar je blik op blijft haken. Dát, waar je aanstoot aan neemt, of juist bewondert. Dát, wat je aan het danken zet. Je maakt niet zozeer de ruimte zelf zichtbaar, maar de ruimte in interactie met jezelf, met hoe je zelf in die ruimte staat, beweegt, valt en opstaat.

En als je hier ook weer een expliciet verband zoekt met democratie, dan zou je kunnen zeggen dat deze werken niet zozeer op zoek zijn naar democratische ruimtes, maar proberen te laten zien dat democratie zelf iets ruimtelijks is. Klinkt dat abstract? Zo bedoel ik het niet. Wat ik bedoel is dat alle vragen die het leven van een gemeenschap aangaan (Hoe moeten de gebouwen in onze stad eruitzien? Willen we leven in een stad dat de ‘Witte stad’ heet, maar waarin de gebouwen doorgaans vaal- tot donkergrijs zijn? En wat moeten we aanvangen met al dat rotzooi op straat?) uiteindelijk een antwoord vinden in een geleefde praktijk dat de ruimte op een bepaalde manier wordt inricht en gebruikt. En de manier waarop dat gebeurt, bepaalt wie wij zijn.

Klik hier om meer te lezen over dit project op de website van Onomatopee.