Menu Sluiten

WAAR GAAT HET BLACK TWITTER EIGENLIJK OM?

door Ivana Ivkovic / oorspronkelijk gepubliceerd via filosofie.nl, 12-11-2015.

Behoort de antiracismestrijd toe aan zwarten, en moeten witten vooral luisteren en invoelen? De reacties op het fenomeen Black Twitter buitelen over elkaar heen. Politiek filosoof Ivana Ivkovic analyseert de verschillende posities. Is dit een strijd om identiteit, of om emancipatie?

En toen was er een meltdown op twitter en andere sociale media. De oorzaak: Bas Blokkers portret in NRC Handelsblad van vier vrouwen die online hun antiracisme strijd voeren – de zogenaamde ‘Black Twitter’. Het artikel veroorzaakte heel wat gezucht, geklaag en verontwaardiging. Maar ook vele steunbetuigingen. Een greep uit de reacties: ‘omgekeerd racisme’, ‘suffe klaagmutsen’, ‘gekwetsten aller landen verenigt u’, maar ook: ‘dit zet me aan het denken’, ‘ik voelde me op mijn pik getrapt’, ‘het is fascinerend hoeveel verongelijkte reacties er komen als een zwarte vrouw zich uitspreekt over white privilege’. Het is makkelijk om elk overzicht te verliezen in dit felle en tamelijk chaotisch debat waarin de mede- en de tegenstanders over elkaar heen buitelen en elkaar voor rotte vis uitmaken. Daarom is het tijd voor een politiek-filosofisch overzicht van verschillende ideologische posities in het debat. Overigens is het niet de bedoeling om hier Black Twitter de maat te nemen, maar om wat denkgereedschap uit te stallen, zodat iedereen beter zijn eigen positie in het debat kan bepalen.

Een van de meest gehoorde bezwaren in de discussie is die van het ‘omgekeerd racisme’. Zo schrijft Sywert van Lienden, oprichter van G500, bijvoorbeeld op Twitter: ‘Dat stuk over #blacktwitter zegt veel over dames in kwestie. Tegen racisme, maar sluiten mensen buiten obv huidskleur.’ Dit omdat de dames vinden dat zwarte opiniemakers een voortrekkersrol moeten spelen in het bestrijden van racisme en white privilege – de bevoorrechte positie van witte mensen. Zij discrimineren dus ook, vindt Van Lienden. Inderdaad is het problematisch om meer recht van spreken te claimen vanwege huidskleur. Natuurlijk heb je als zwarte bepaalde ervaringen die iemand die wit is, niet heeft. Maar ervaring is niet het enige wat je recht van spreken geeft, dus blijft het onduidelijk waarom je dan méér recht van spreken hebt. Racisme gaat ook mij aan al ben ik wit, omdat ik ook niet in een racistische maatschappij wil leven.

Toch is het maar zeer de vraag of Black twitter claimt dat je als zwarte meer recht van spreken hebt over onderwerpen die zwarten aangaan, vanwege hun huidskleur. Het gaat eerder om het doorbreken van white privilege. En white privilege betekent niet zozeer dat alle witte mensen de facto bevoorrecht zijn, maar dat wit in de maatschappij en in het debat als standaard geldt. Wie zwart is, ziet dus continu de witte mens om zich heen aan het woord. Daar moet dus verandering in komen, anders bestaat een risico dat hoe goed bedoeld ook, het debat ontspoort in een uitleg aan de achtergestelde zwarten hoe ze hun positie moeten verbeteren. Door blanke mannen, welteverstaan. Dit is de reden dat filosoof Gayatri Spivak de westerse bemoeienis met de positie van vrouwen in de ontwikkelingslanden honend beschreef als ‘White men saving brown women from brown men.’ Zeggen dat onderdrukten zelf het woord moeten voeren staat daarom niet gelijk aan omgekeerd racisme, het is eerder een voorwaarde voor emancipatie.

Hoe zien ze zichzelf?
Veel hangt dus af van binnen welke ideologische kaders de strijd van Black Twitter wordt gevoerd. Gaat het hier primair om huidskleur of primair om gelijkheid? Anders gezegd: gaat deze strijd om identiteit, of om emancipatie? Wat opvalt is dat vele critici (Van Lienden incluis) Black Twitter als een identiteits- en niet als een emancipatiebeweging zien. En dat verklaart het type kritiek dat zij geven. De echt interessante vraag is natuurlijk of Black Twitter daadwerkelijk een emancipatiebeweging is of niet. En hoe zien ze zichzelf? Zijn diegenen die deze discussie aanzwengelen te veel gefocust op huidskleur, of zijn het juist anderen die hun argumenten horen in deze termen, in plaats van als een emancipatiediscours? Dit lijkt me een van de belangrijkste vragen om te stellen. En voor alle duidelijkheid: ik ga deze vraag niet beantwoorden, maar openhouden, en uit verschillende hoeken tegen het licht houden.

Een verwante kritiek aan ‘omgekeerd racisme’ is dat het nogal pedant is om de les lezen aan de witten over hoe bevoorrecht zij zijn. Zo vond schrijver Hassan Bahara het toontje van de vier zelfingenomen en afgrijselijk. Het gaat niet eens meer om de strijd tegen racisme hier, stelt hij: ‘Dit is vooral een vertoon van morele superioriteit.’ Op social media zijn er velen die hem bijvallen. Mensen die zeggen: ik vind dat iedereen vooral moet kunnen strijden tegen het racisme, maar móet het zo? Moet je nou echt spreken over ‘witte mannen breken’? Moet je witte mensen die zichzelf niet racistisch vinden van je vervreemden door ze weg te zetten als ‘Gutmenschen’ die lijden aan verholen racistische vooroordelen, en zeggen dat je ze erger vindt dan de openlijke racisten?

Maar wat schuilt er eigenlijk achter dit ‘moet het zo’ verwijt? Voor één deel zou dit gewoon Hollandse nuchterheid kunnen zijn die botst met de Amerikaanse strategie van strijd voeren vanuit de ‘moral high ground’, die ook in het Nederlandse debat geïmporteerd is. Het behoeft weinig uitleg dat deze twee typen mentaliteit allergisch op elkaar reageren. Maar wellicht is ook hier meer aan de hand. Laten witten zich inderdaad geen les lezen door zwarten? Of wordt de manier hoe de discussie wordt aangezwengeld te militant gevonden? Wordt woede niet gepikt? En zo ja, waarom?

Zwarte zusters
Het is interessant om de reactie van columnist Peter Breedveld te lezen met deze vragen in het achterhoofd. Op zijn weblog riposteerde hij: ‘Laat me mijn zwarte zusters als witte middelbare man eens vertellen hoe ze de racismediscussie moeten voeren: met witte mannen en vrouwen, in een taal die iedereen kan verstaan en zonder je medestanders tegen je in het harnas te jagen met stuitend racistische beledigingen. Anders krijg je geen ene klote gedaan.’

Nu denkt u misschien dat ik ga roepen: zie je, dat is precies wat je krijgt als je als zwarte vrouw je mond opentrekt, een witte man die je gaat disciplineren en vertelt hoe het wél moet. Maar nee. Breedveld is zich natuurlijk wel van dit verwijt bewust, en zoekt het heel bewust op. Met andere worden: dit is een schelmenstreek. En bovendien, met veel humor uitgevoerd. Dat vind ik nog helemaal binnen de grenzen van de fair-play van het publieke debat passen. En ook nog vermakelijk om te lezen.
Volgens mij levert het ook hier veel meer op om stil te staan bij de ideologische vooronderstellingen van de reactie van Breedveld. Zijn reactie is namelijk gestoeld op liberaal individualisme – momenteel het heersende politieke discours. In dit discours wordt politiek gezien als een discussie tussen redelijke, gelijkwaardige individuen. Merk op dat Breedveld meteen over ‘hoe je de discussie moet voeren’ begint. Maar nergens is er gezegd dat deze vrouwen in discussie willen met witte mensen over wat witte mensen zoal van racisme vinden, met de bedoeling om er samen uit te komen. Er valt veel voor te zeggen dat je ook geen discussie moet willen aangaan als je niet gelijk bent. Dan moet je strijd voeren. Maar deze mogelijkheid verschijnt niet eens op de radar van Breedveld. Vanuit diezelfde liberaal-individualistische kaders komt de claim dat je de discussie niet alleen op gelijke voet moet voeren, maar ook in een taal dat iedereen kan verstaan. Alsof taal een neutraal instrument is, en niet doordrenkt van machtstermen die de discussie bij voorbaat op een bepaald manier framen. Geen discours is neutraal, het consolideert altijd bepaalde machtsposities en presenteert deze als redelijk en neutraal. Wie wil emanciperen moet per definitie de macht van de taal breken, nieuwe taal uitvinden. Je kunt niet de één zonder de ander hebben. Wie zich de jaren van vrouwenemancipatie kan herinneren, weet dat het zo’n grote kwestie was dat veel beroepen alleen maar in een mannelijke vorm bestaan, zoals ‘arts’, of ‘professor’. Met andere woorden: een taal die iedereen verstaat is doorgaans ook de taal die de bestaande machtsverhoudingen en vooroordelen bevestigt. En dan rest nog de claim dat je je medestanders niet tegen je in het harnas moet jagen. Want dat zou contraproductief werken, in een discussie. Maar of dat opportuun is om te doen als je een politieke strijd voert, is een heel andere kwestie. Polariseren hoort nu eenmaal bij politiseren. En dat is iets dat zich maar moeilijk laat uitleggen binnen die liberaal-individualistische kaders.

Marxistische hoek
Uit de linkse, en dan specifiek marxistische hoek, komt een heel andere soort kritiek. Die luidt dat Black Twitter juist tekortschiet als een volwaardige emancipatoire beweging; ze blijven hangen in identiteitspolitiek. Zo stelt bijvoorbeeld socioloog Merijn Oudenampsen dat Black Twitter te veel focust op uitsluiting op basis van huidskleur, en te weinig op de bredere context van rechtvaardigheid, zoals klasse, geloof en economische ongelijkheid. En dat daarom deze beweging niet tot een daadwerkelijke maatschappelijke omwenteling zal leiden. Oudenampsen sluit zich in zijn kritiek aan bij een groep Amerikaanse linkse intellectuelen, zoals de politicoloog Adolph Reed, die een marxistische kritiek voeren op de antiracisme beweging in de VS. Dat marxistisch geïnspireerde denkers economische ongelijkheid aan de orde stellen is niet verwonderlijk – ze stellen dat racisme zich heeft ontwikkeld binnen een systeem gedefinieerd door zijn productieverhoudingen, binnen een kapitalistisch systeem, dus. Maar wat zou dit betekenen voor Black Twitter? Moeten ze ook marxistisch worden, anders tellen ze niet mee?
Op zijn minst kun je stellen dat deze linkse critici vinden dat Black Twitter meer oog zou moeten ontwikkelen voor de systemische, en niet louter culturele of raciale aspecten van ongelijkheid. In de Verenigde Staten betekent dit concreet dat ze vinden dat armoede als het belangrijkste sociaal uitsluitingsmechanisme hoog op de agenda moet komen. Maar armoede speelt zeker niet dezelfde rol in Nederland als in de VS, dus dit argument is niet probleemloos over te zetten naar de Nederlandse context. Iets breder opgevat blijft de punt wel geldig: Als je alleen maar strijdt tegen racisme en uitsluiting op basis van huidskleur, en helemaal niet nadenkt over andere vormen van privilege en elitevorming en deze ook aan de kaak stelt, en niet nadenkt over hoe verschillende vormen van maatschappelijk ongelijkheid zijn ontstaan, dan loop je het risico dat je het systeem helemaal niet verandert, en alleen maar wat poppetjes verwisselt. Met andere woorden, dan loop je het gevaar dat je de facto alleen maar vecht voor een plek onder de geprivilegieerden. En in dat geval voer je geen emancipatie- maar een identiteitsstrijd.

Linkse critici verwijten dus de black identity activisten dat zij het op zich prima zouden vinden als er een elite blijft bestaan, als die elite maar raciaal (en qua gender, etc.) eerlijk verspreid is. Wie dus een échte emancipatiestrijd wil voeren, moet ook andere vormen van uitsluiting en onrecht erbij betrekken. Alleen maar zeggen: wij voeren strijd tegen racisme, laat anderen een andere strijd voeren (tegen discriminatie op basis van geloof, sekse, of seksuele oriëntatie…) schiet toch wat tekort. Daarbij blijft trouwens nog helemaal onbesproken wat dit op strategische en organisatorische niveau zou moeten behelzen… ….Zou Black Twitter zich moeten verenigen met andere bewegingen? Of hun politieke agenda wat breder trekken? Hier zijn nog heel veel onopgeloste vragen te vinden.

De politicoloog Reed maakt nog een andere interessante observatie. Hij stelt dat huidige antiracisme activisten menen dat ze de doelen en de tactieken hebben overgenomen van hun voorgangers, de anti-segregatie en burgerrechtenbeweging. Maar niets is minder waar. De burgerrechtenbeweging had niet als doel om tegen racisme als zodanig te strijden, maar streefde, heel specifiek, een volwaardig burgerschap na voor zwarte Amerikaanse burgers. Die strijd, stelt Reed, speelde zich af in een heel specifieke historische context, namelijk de afschaffing van de segregatiewetgeving en de raciale ongelijkheid in het zuiden van de VS. De Black Power beweging die erop volgde had eveneens welomschreven politieke doelen, zoals meer inspraak organiseren door strategisch gebruik van stemrecht. Bij het huidige antiracisme beweging zijn zulke strategische en operationele doelen opvallend afwezig. Daardoor verzandt de beweging in een ‘taxonomie’ van racisme, stelt hij – vele praktijken en fenomenen worden als racistisch benoemd, maar als je je vervolgens afvraagt hoe je dit moet bestrijden, dan blijf je met lege handen achter.

Wie je bent, doet er toe
Marxistische kritiek op Black Twitter komt misschien sterk over, maar ook deze lijn van redenering berust op een flinke aanname, die in twijfel getrokken kan worden. Namelijk dat je iets eigens, bijvoorbeeld huidskleur, ondergeschikt kan maken aan een universele strijd tegen onrecht. Marxisme riep de onderdrukten altijd op om zich te verenigen, ondanks hun onderlinge verschillen – natie, sekse, leeftijd, huidskleur. Het maakt niet uit wie je bent, de andere verworpenen der aarde zijn je broeders. Of zusters. Deze universele boodschap heeft altijd een heel krachtig appel gehad, maar vertoonde van meet af aan ook scheurtjes: de boodschap is dat wie je bent, je particuliere identiteit, eigenlijk er niet toe doet. En het lijkt me dat Black Twitter hun strijd tegen racisme voert op basis van de aanname dat huidskleur er wél toe doet.

Nu kun je zeggen: misschien is dat een verkeerde aanname, maar de kwestie of je tegen racisme moet strijden op basis van het idee dat de huiskleur er niet toe doet, of op basis van het idee dat het juist wel toe doet, is verre van eenvoudig. Menig ander emancipatiebeweging is ook ertegenaan gelopen. Feminisme, bijvoorbeeld, waarbij de strijd om gelijkheid en vrouwenrechten langzaam meer plaats maakte voor een strijd om een plek te geven aan een eigen vrouwelijke identiteit. Weliswaar is dit precies de overgang geweest waarbij de beweging veel van zijn kracht verloor, maar dat betekent nog niet dat de bekommering om eigen identiteit onterecht is geweest. Want deze verschuiving is ontstaan vanuit een diep besef dat je je eigenheid niet zomaar irrelevant kan verklaren.

Wie zoekt naar een filosofische onderbouwing van de gedachte dat eigenheid, of je het nou wilt of niet, altijd een rol blijft spelen, kan bijvoorbeeld terecht bij de Leuvense filosoof Rudi Visker. Volgens hem zouden we moeten beseffen dat we allemaal wortels hebben die onze identiteit bepalen: onze cultuur, huidskleur of herkomst. Het probleem is dat wij nooit helemaal bij deze wortels bij kunnen – ze bepalen ons, maar wij hebben ze niet in de hand. Wij bezitten onze eigenheid niet, eerder is het zo dat zij ons bezet, zegt Visker. Daarom zouden we zelfs beter kunnen spreken van ‘andersheid’, in plaats van ‘eigenheid’. Er is een verschil dat mij onderscheidt van anderen, maar de betekenis van dat verschil wordt nooit helemaal duidelijk. En zelfs wanneer ik dank dat ik er wel grip op heb, blijkt uit de confrontatie met anderen dat die grip veel minder sterk is dan gedacht. Eigenheid doet er toe. Daarom zijn mensen ook zo geraakt als ze worden geconfronteerd met racisme. Niet alleen omdat ze worden buitengesloten, maar omdat ze worden getroffen in wie ze zijn.

Zo bezien zou je ook kunnen zeggen dat Black Twitter een kritiek is op marxistisch idee dat je een universele strijd om gelijkheid kan voeren waarin het niet toe doet wie je bent: identity matters. Maar hoe, en op welke manier dit in de maatschappij een gestalte kan krijgen, zijn nog steeds open vragen waar de beweging op een gegeven moment antwoorden op zal moeten vinden. En de maatschappij trouwens ook. Wordt vervolgd.