Menu Sluiten

SCHIJNGVECHTEN VAN OPERETTEKEIZERS

Oorspronkelijk gepubliceerd in Filosofie Magazine nr. 8/2007. Door Leon Heuts en Ivana Ivkovic.

Politici mogen – moeten zelfs – weer zeggen waar het op staat. En daar valt wel iets voor te zeggen: de nieuwe conflictpolitiek, is dan de gedachte, zou een ruimte kunnen geven aan tot dan toe ongehoorde en verdrongen opvattingen. Het grote probleem is echter dat de ‘nieuwe politiek’ te vaak een operette is vol gespeelde verontwaardiging. Hoe kan dit schreeuwerige schijngevecht plaatsmaken voor het ware en vruchtbare conflict?

In het essay De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte beaamt Karl Marx het inzicht van de Duitse filosoof Georg Hegel dat alle belangrijke wereldhistorische gebeurtenissen zich herhalen. Marx voegt er alleen nog iets aan toe: eerst als tragedie, dan als klucht. Hij doelt daarbij op Louis Bonaparte, neef van Napoleon, maar zelf gespeend van grootse leiderskwaliteiten. Toch schopte de middelmatige Louis het in de politieke chaos na de staatsgreep van 1848 eerst tot president en later zelfs – als Napoleon III – tot keizer van Frankrijk. De verdeeldheid in het land was zó groot, dat niemand de macht had om tegen hem, en vooral zijn familienaam, op te staan. De petit Napoleon of ‘operettekeizer’ regeerde tot 1870, zijn positie werd pas onhoudbaar toen Pruisische troepen de Franse hoofdstad hadden omsingeld.

De geschiedenis voltrekt zich eerst als tragedie, daarna als klucht. Nadat de mediagenieke Pim Fortuyn de tamelijk geordende politieke verhoudingen in Nederland opblies en de term ‘minderwaardige cultuur’ weer bühnefähig maakte, legt een repetitieve kramp tot op de dag van vandaag het publieke domein om de zoveel tijd lam. Juist als we menen te kunnen ontspannen, en er ruimte lijkt te zijn om te praten over hoe het nu verder moet met bijvoorbeeld die multiculturele samenleving, is er wel weer een operettekeizer die het debat kaapt door een sensationeel statement de media in te slingeren, zoals het verbieden van een boek dat door honderdduizenden Nederlanders (onder wie niet slechts moslims) als heilig wordt beschouwd.
 
Hoezeer we ook schande spreken van dit concrete voorstel, of het bestempelen als potsierlijk en gemotiveerd door loutere sensatiezucht, toch vindt deze nieuwe politieke ‘stijl’ ook vele onverwachte voorstanders. Die claimen dat politiek hierdoor in ieder geval een stuk levendiger is geworden. In tegenstelling tot de oude consensuspolitiek – waarvan Paars het bespotte, regenteske archetype is geworden – zou deze zogeheten conflictpolitiek voor openheid zorgen. We hoeven de boel niet langer schijnheilig bij elkaar te houden, de fricties in de samenleving kunnen nu eindelijk worden uitgesproken in plaats van toegedekt, en hierdoor blijft de burger bij de politiek betrokken. Zijn frustraties en verlangens worden immers gehoord?

Voor deze opvatting valt veel te zeggen. De politieke stijl past goed bij een doorgedemocratiseerde samenleving en cultuur waarin het recht op een opinie niet langer alleen is weggelegd voor mensen die zich een bepaalde positie hebben verworven, maar waar ieder individu zich laat horen. De mening van de straat, die gemakkelijk toegankelijke platforms als stand.nl of geenstijl.nl publiek maken, mag dan ongezouten zijn, maar het getuigt van bestuurlijk dédain om deze te negeren. Politiek die de vrijheid wil dienen moet leren omgaan met stemmen die elkaar tegenspreken, ook met onwenselijke geluiden. Alleen in een heilstaat spreekt het volk met één stem, maar alle pogingen die te realiseren zijn weinig gelukkig geweest. We moeten daarom omwille van de vrijheid accepteren dat politiek in wezen conflictueus en onbehaaglijk is, daarom heeft in een rechtsstaat ook de oppositie een institutionele stem, en kunnen burgers zich roeren via drukpers en televisie.
 
Een meer filosofisch argument voor een politiek die gebaseerd is op tegenstellingen, en niet op redelijke consensus, verschaffen de Belgische politiek filosofe Chantal Mouffe en de Argentijnse denker Ernesto Laclau. In elke consensus gaat iets verloren, stellen zij in Hegemony and socialist strategy (1985): er zijn altijd partijen die zich niet in de consensus herkennen, en die – omdat de consensus toch zo redelijk is – geen ruimte hebben om hun ongenoegen kenbaar te maken. Daardoor broeit er iets in de samenleving. Westerse democratieën worden nu geconfronteerd met nieuwe etnische, religieuze en nationale spanningen. De liberale democraten, met hun consensusbrilletje, kunnen deze spanningen erkennen noch plaatsen. Zij leefden in veronderstelling dat politiek ‘af’ was, geheel in lijn met wat de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama betoogt in The end of history and the last man (1992). De geschiedenis van de politieke ideologieën was voorbij, het liberalisme had gewonnen, het boek kon dicht. Ideologische veren konden worden afgeschud; natuurlijk bleven de alledaagse beslommeringen over herverdelingskwesties, maar het raamwerk ‘stond’. De nieuwe spanningen werden daarom slechts als een hikje bestempeld, een tijdelijke vertraging op de weg naar een universele en wereldwijde liberale democratie, als een aberratie die met tijd zal verdwijnen.

Maar tegenstellingen verdwijnen niet wanneer politici de andere kant op kijken, en het is illusoir te verwachten dat ze ooit zullen verdwijnen. 

(…)

Klik hier om het hele artikel te lezen op de website van Filosofie Magazine.

Afbeelding van PIRO4D via Pixabay.